Nieuwsbrief Prinsjesdag 2019
Dit zijn de eerste fiscale wetsvoorstellen naar aanleiding van Prinsjesdag 2019.
Echter, het kabinet heeft in de 1e kamer geen meerderheid. Dit betekent dat de oppositie zijn verlanglijstje ook zal inleveren, waardoor waarschijnlijk niet alle wetsvoorstellen zullen worden doorgevoerd.
Het twee schijvenstelsel wordt vervroegd ingevoerd
Komend jaar gaat het twee schijvenstelsel in voor de inkomstenbelasting.
Dit betekent in de praktijk dat werkende mensen sneller een voordeel hebben.
De eerste schijf tot een inkomen van € 68.507,00 wordt 37,35% en de tweede schijf wordt 49,50%. In 2021 zakt de eerste schijf verder naar 37,1%.
Daarnaast gaan de arbeidskorting (2020 naar € 3.706,00) en de algemene heffingskorting (2020 naar € 2.642,00) extra omhoog.
De verwachting is dat iedereen er gemiddeld 2 à 2,5% op vooruit gaat.
De aftrekposten worden (hierdoor) echter ook beperkt, denk aan de hypotheekaftrek. Dit geeft onzekerheid bij langlopende verplichtingen.
Tarief aftrekposten versneld verlagen
Het fiscale voordeel van aftrekbare kosten voor de inkomstenbelasting met betrekking tot de eigen woning werd al sinds 2014 afgebouwd. De aftrek zou met een 0,5% per jaar worden afgebouwd. Deze afbouw wordt versneld naar 3% per jaar zodat in 2023 de 1e schijf al bereikt is.
Vanaf 1 januari 2020 geldt er voor andere aftrekposten voor de inkomstenbelasting een vergelijkbare aftrekbeperking.
Voor ondernemers gaat het om o.a. de volgende aftrekposten:
zelfstandigenaftrek
meewerkaftrek
stakingsaftrek
MKB winstvrijstelling
Voor aanmerkelijk-belanghouders gaat het om:
de terbeschikkingsvrijstelling
Voor particulieren gaat het o.a. om:
alimentatie
specifieke zorgkosten
scholingsuitgaven
aftrekbare giften
BOX 3
In 2020 zijn nog geen grote aanpassingen te verwachten. Hieronder een schets van de verwachte toekomstige heffingsmethode in box 3 vanaf 2022.
Allereerst zal de vermogensbelasting berekend gaan worden op het werkelijk bedrag aan spaargeld, beleggingen en schulden. Voor deze drie verschillende categorieën wordt een afzonderlijk forfaitair rendement vastgesteld die zo goed mogelijk aansluit bij werkelijk gemiddelde rendementen.
Er komt een drempel van ongeveer € 30.000,00 voor de totale bezittingen (zonder de schulden) van de belastingplichtige. Onder deze drempel wordt geen box 3-belasting geheven. Boven deze drempel wordt box 3 geheven over het volledige vermogen en geldt vervolgens een heffingvrij inkomen van € 400,00 euro.
Ook wordt er een forfaitaire debetrente ingevoerd over schulden van 3,03%.
Schuiven binnen box 3 wordt tegelijkertijd aan banden gelegd.
Vennootschapsbelasting
In 2020 wordt het hoge tarief van de vennootschapsbelasting in tegenstelling tot eerdere plannen niet verlaagd.
Vanaf 2021 gaat het hoge tarief voor de vennootschapsbelasting wel omlaag, maar minder dan eerder gedacht.
Tot een winst van € 200.000,00 is het belastingtarief in 2019 19%, in 2020 16,5% en in 2021 15%.
Vanaf een winst van € 200.000,00 is het belastingtarief in 2019 25%, in 2020 25% en in 2021 21,7%.
Vanaf 1 januari 2020 wordt er geen belastingrente in rekening gebracht, als de aangifte voor de eerste dag van de zesde maand, na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (meestal 1 juni) binnen is en de ingediende aangifte juist is.