Ontwikkelingen verplichte AOV
Het kabinet heeft de plannen voor een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor zelfstandigen verder uitgewerkt. De verzekering (die waarschijnlijk niet eerder dan in 2027 beschikbaar is) biedt een uitkering van maximaal het minimumloon en kent een wachttijd van 1 jaar. Zelfstandigen met een BV vallen voorlopig buiten de verplichting.
Het doel van een verplichting van de AOV is een financieel vangnet voor zelfstandigen die arbeidsongeschikt raken; het zorgt dat werkenden zich kunnen verzekeren tegen dit risico. De AOV voorkomt ook dat risico’s worden afgewenteld op het collectief, waarbij niet-verzekerde zelfstandigen bij arbeidsongeschiktheid in de met publieke middelen gefinancierde bijstand terecht komen. Tenslotte draagt het bij aan het gelijker trekken van de bescherming en behandeling van zelfstandigen en werknemers.
- Het wordt een publieke verzekering (beoogde uitvoerder is het UWV) met een acceptatieplicht.
- De premie bedraagt naar schatting 7,5 tot 8% van het “laatste verdiende” ondernemersinkomen (grof gezegd: omzet minus kosten).
- Er wordt premie betaald over het inkomen tot 143% van het minimumloon (minimumloon bedraagt nu € 1.934 per maand). Je betaalt dus premie over het inkomen tot € 33.187. Daarboven behoeft er geen premie betaald te worden.
- De maximale premie per maand wordt dan iets meer dan € 200 per maand (1,43 * € 1.934 * 7,5% premie = € 207,42). De premies zijn fiscaal aftrekbaar.
- Hoe lager het inkomen, hoe lager de premie, maar dus ook hoe lager de uitkering. Vooralsnog is er geen sprake van een ondergrens.
- Er komt een wachttijd van een jaar. Dat betekent dat zelfstandigen een jaar ziekte zelf moeten overbruggen voordat ze een uitkering krijgen. Natuurlijk kan iemand zich via een private partij verzekeren voor dat wachtjaar.
- De verplichting gaat gelden voor alle IB-ondernemers (ondernemers voor de inkomstenbelasting, met en zonder personeel) en meewerkende echtgenoten. Een IB-ondernemer is bijvoorbeeld iemand met een eenmanszaak (ook dan kan er personeel in dienst zijn). Aanvankelijk was het plan om de verplichting te laten gelden voor zzp’ers, maar daar kan de belastingdienst niet mee uit de voeten.
- De verplichting geldt niet voor directeur -grootaandeelhouders (dga’s) van een BV en niet voor “resultaatgenieters” (wanneer iemand geen ondernemer is, maar wel inkomsten heeft, bijvoorbeeld naast een baan). Mocht het uitvoeringstechnisch haalbaar worden, dan kunnen dga’s alsnog onder de verplichting vallen.
- Het kabinet onderzoekt nog of een opt-out mogelijk is. Dat betekent dat een zelfstandige de keuze krijgt om in plaats van deze verzekering een private verzekering af te sluiten. Die moet minstens dezelfde dekking en premie hebben als de publieke verzekering. De minister wil daarbij dat deze privaatverzekerden via een stabiliteitsbijdrage meebetalen aan het collectief.
- Het kabinet ziet onderlinge waarborgfondsen niet als alternatief voor de verplichte verzekering. Volgens het kabinet doen zulke fondsen af aan de uitlegbaarheid van het stelsel Aanvullend acht het kabinet zulke waarborgfondsen juridisch kwetsbaar.